Een kinderjuffrouw

1910_08_06 NieuwsDag

Nieuws van den dag, 6 augustus 1910

In de eerste decennia van de nieuwe eeuw is het beroep van zeebaboe booming. De vraag lijkt groter dan het aanbod, vooral voor de zeebaboes die tijdens de reis tussen kolonie en moederland werken.  In een Indische krant vond ik deze twee advertenties. Ik bleef ernaar kijken.

Wat me intrigeert, is de combinatie van de twee, en wat dat te zeggen heeft.

Eerst de bovenste: waarschijnljk bevindt zich in 1910 een zeebaboe te Harderwijk, in de plaats waar eens de mannen voor het koloniale leger konden tekenen. Het Koloniaal Werfdepot werd pas het jaar ervoor, in 1909, gesloten. Harderwijk moet ten tijde van deze advertentie nog altijd de cultuur van komen en gaan hebben geademd. Zo snel is dat niet uitgewist.

Zal de zeebaboe zelf haar advertentie hebben opgesteld? Of was het ds. Breijer, die zijn dominees-titel (ds) met reden zal vermelden: destijds gold dat als bewijs van betrouwbaarheid. En dan kon je vanzelf ook vertrouwen op de zeebaboe van een dominee.  Ze wordt bij leven al zowat de hemel in geprezen: ze is uitstekend in haar vak, heeft goede getuigschriften en informatie kan direct bij de dominee zelf worden gevraagd.

Maar zij was en bleef: zeebaboe. Daarmee stond ze lager in de rangorde van huishoudelijke beroepen dan de opsteller van de onderste advertentie: kinderjuffrouw.   ZIj verdiende meer en had een vaste positie in het huishouden, soms ook in het gezin. Zij Indisch of Hollands. Hier doet de leeftijd er wel toe, een jonge vrouw is ze van 24 jaar, woonachtig in het dan tamelijk deftige Voorburg. Ze wil naar Indië, op basis van mondelinge aanbevelingen. Misschien een tante die zei: laat ze maar naar mij vragen.

Wat ik zie is: het belang van afkomst, de hiërarchie van huishoudelijke beroepen, dat zelfs de zeebaboe van de dominee toch lager stond dan een jonge vrouw met alleen mondelinge aanbevelingen.

Het is een steentje in het grote mozaïk dat ik van zeebaboes hoop te leggen. Wie ze waren, hoe ze gezien werden, wat hun mogelijkheden waren in die koloniale maatschappij.

Advertentie

Indische weduwe zoekt betrekking

1936_12_04 IndCour_4decDeze advertentie stond op 4 december 1936 in de Indische Courant.  Arme mevrouw, dacht ik meteen, wat een moeilijke tijd moet ze achter de rug hebben. Ik keek naar de drie regeltjes en zag een wereld vol tegenslag.

De mevrouw begint met zichzelf te omschrijven: Indische weduwe van 47 jaar.  Als je dan een betrekking zoekt, zijn er  geen kinderen, dat staat er ook: z.k.  Zonder kinderen. Ze zal plotseling weduwe zijn geworden; er is geen tijd meer geweest om financiële voorzieningen te treffen.  Bij een langer ziekbed verwacht je overleg, want beiden weten dan: zij moet straks alleen verder.

Ze zoekt dus een betrekking: “onverschillig waar” ook nog. In haar eigen stad of regio heeft ze geen banden, of ze vindt dat het gegeven haar nijpende situatie een luxe is daaraan te denken. Over diploma’s  of werkervaring zwijgt ze, waarschijnlijk bezat ze die niet. Dan is het ook verklaarbaar waarom ze dat ene tot slot zegt: “Ook als zeebaboe.”

Voor haar als Indische vrouw is dat een ongewone keuze. Zeebaboe was immers een betrekking bij uitstek voor inheemse (Indonesische) vrouwen. In de koloniale hiërarchie stond Indisch boven inheems. Mevrouw zet dus een stap omlaag. Of dat geholpen heeft, weten we niet. Misschien vond iedereen haar overgekwalificeerd voor de baan.

En dat allemaal begin december, met het uitzicht op Kerstmis en het nieuwe jaar. Hopelijk heeft ze een goede nieuwe omgeving gevonden, in een fijn huis waar ze tot zichzelf kan komen, avonden om te lezen met een spinnende poes op schoot.  Dat gun ik haar zo, al zal ik haar nooit kennen. Maar zo’n advertentie, o zo’n advertentie…

Kerkhoflaan

overzichtHet was een middag, zo vreemd en wonderlijk, dat ik het nog niet goed begrijp. De zon scheen, er was geen wolkje aan de hemel, en door de vakantietijd waren de straten leger dan anders. Die middag ging ik naar de begraafplaats aan de Kerkhoflaan, op zoek naar vergeten vrouwen.

Vergeten waren ze met naam en toenaam, maar daar, op het kerkhof, zou er een klein perkje zijn met grafstenen. Zeebaboes, ik schreef al eerder over deze kinderverzorgsters uit het oude Indië. Enkelen stierven in Den Haag, ver van hun geboortegrond, en vonden op de gemeentelijke begraafplaats de eeuwige rust. Op de grafstenen stonden hopelijk inscripties.

Het kerkhof bleek groot. Hoofdpaden en zijpaden, en perken en perkjes. Ik verdwaalde snel en bleef gewoon lopen, dat was geen straf. Zon, schaduw, rust en stilte en zelfs een kleine poes die van mijn aanwezigheid gespannen werd. “Sorry hoor,” zei ik. Het beestje rende weg, een struik in.

Twee mannen van het onderhoud zagen me ronddolen. Ze reden in een kleine open vrachtauto, in de achterbak lag zand. Er staken twee schoppen in. Waar of ik moest zijn? Binnen de kortste keren stonden we er allemaal. Ik zag de stenen in het perkje. De letters waren nauwelijks nog zichtbaar, verweerd geraakt door regens en wind. Ach, wat erg was dat. Dan lig je dood te zijn in een ander land en je naam wordt langzaam weggevaagd, net of je er eigenlijk niet mag zijn. Het deed me wat.

“Er is vast niemand meer die kan zeggen wie hier ligt,” zei ik treurig tegen de mannen. Ze keken naar elkaar en toen naar mij. “Er is een meneer die hier soms bloemen legt, op elk graf eentje,” zeiden ze. Nee, een naam wisten ze niet. Op een stukje papier kladde ik snel mijn naam en telefoonnummer, ingeval de meneer terug zou komen en zij hem zagen. Op het kantoor zouden ze er melding van maken. Misschien was hij wel een kleinzoon van een zeebaboe. Alles kan.

Al met al heb ik na deze wonderlijke middag op het kerkhof nieuwe hoop gekregen om iets meer van deze vergeten vrouwen te ontdekken. Het is niet zo toevallig dat ik verdwaalde, dat net deze mannen in de buurt waren en dat zij precies wisten wat ik nodig had. Iets groots heeft alleen een klein beginnetje nodig.

(Deze tekst verscheen als column in o.a. De Zuidwester, 19 juli 2016)

Duizenden advertenties

1907_05_12 Nieuwsdag

12 mei 1907, Nieuws van den dag

Met het trefwoord zeebaboe zoek ik in Delpher naar advertenties. Het zijn er duizenden, gepubliceerd gedurende tientallen jaren. Soms is een  zeebaboe alleen een baboe, maar dan werkt zij toch op zee, tijdens de overtocht.  Hoe zit het nou?

Zeebaboe was een beroep. Daarnaast waren er ook vrouwen die vanuit hun betrekking in het huishouding meereisden op de boot, tussen kolonie en moederland. Eenmaal hier, werden ze vaak gevraagd om in de huishouding te blijven werken.  Tussen 1900 en 1940 zie ik veel advertenties met de  vraag naar een zeebaboe aan de wal.

Ja, logisch.

De zeebaboe was vertrouwd. Zij droeg de herinneringen aan het leven in de kolonie met zich mee.  Met haar in huis, voelde het gezin zich weer of nog steeds verbonden aan Indië.

Daarentegen wenste de zeebaboe meestal terug te keren naar haar eigen land.  Zo leuk vond ze het niet in Nederland. Het koude klimaat en de vaak veel te lange werkdagen alleen al.   Dan kwam er weer een advertentie in de krant bij.

Ik lees ze allemaal. En ik denk: en dan had je nog de zeebaboes die via-via hun weg vonden. Misschien allemaal bij elkaar wel duizenden vrouwen.