Het tehuis Persinggahan werd in 1919 geopend aan de Van Boetzelaerlaan 2, te ’s Gravenhage. Een geschikt pand te vinden was nog zo gemakkelijk niet. Het moet voor de Vereniging Oost en West een opluchting zijn geweest, dat ze dit vonden.
De Van Boetzelaerlaan is lang, en loop je van begin naar het einde, dan ben je zo een uurtje kwijt. Ik stapte een keer uit de verkeerde tramhalte, daardoor weet ik dat. Het ene historische pand na het andere passeerde ik, en daardoor kreeg ik wel een indruk van de buurt zoals die toen moet zijn geweest. Alleen toegankelijk voor mensen met budget. Grote dure huizen, die ook verblijfgelegenheid bezaten voor bedienden.
Het moet een buurt geweest zijn waarin een ieder vanzelfsprekend zijn plaats kende, zeker in de standenmaatschappij van destijds. De inwoners van Persinggahan moeten dat tenminste herkend hebben: de hiërarchie waarin zij bepaald niet bovenaan stonden. Het zal ook een voordeel hebben gehad, en die van enige bewegingsvrijheid. Wanneer ze zich aan de tehuisreglementen hielden, vormden ze immers geen bedreiging.
In de oude Haagse kranten staan voor het openingsjaar van het tehuis verschillende vacatures voor huishoudelijk personeel, te bevragen in verschillende huizen aan de Van Boetzelaerlaan. Een voorbeeld is deze advertentie:

Haagsche Courant, 27 december 1919
Afkomst mag dan gewoon benoemd worden: Hollands of Belgisch – er waren na de Eerste Wereldoorlog nog altijd veel vluchtelingen in het land – maar niet “Inlands”, zoals het toen heette. Een zeebaboe die al een betrekking aan de wal zou wensen, kon zich hier dus niet vervoegen. Zij mocht hopen dat de arbeidsbemiddeling van het tehuis iets opleverde.